1 Confrontaties

Ava liet het kopje in het afwaswater vallen, snelde geagiteerd naar de keukendeur, rukte die open en spurtte naar de omheining die haar tuin omzoomde.

'Wat ben je van plan? Smeerlap! Laat mijn kat met rust!' tierde ze ongecontroleerd naar haar buurman die een Perzische kater bij zijn nekvel hield en heftig door elkaar schudde.
De buurman keek nijdig van de kat naar Ava. 'Dat kreng hier,' hij schudde het dier nog eens door elkaar, 'heeft weer eens op mijn wortels gescheten. Dat beest is niet normaal, het produceert stront aan de lopende band.'
'Laat mijn raskat onmiddellijk los, onmens dat je bent!' En tot de kat: 'Poesie, kom hier, kom bij mama.'
'Raskat? Ik zou eerder denken dat "poepie" een ras"kak" is, al mijn wortelen hebben al een beurt gekregen van je mormel. Kan dat beest niet in zijn eigen tuin zijn behoefte doen? Ik doe het toch ook niet in uw tuin!' De buurman keek Ava strak aan. Het waren donkere, pikzwarte ogen die zich ongegeneerd in de hare boorden.
Ava keek van hem weg naar haar lieveling 'Dat is pas een opmerking van een loser. Mijn kat doet even zijn behoefte en mijnheer gaat in mijn tuin komen...' Ze kon het woord niet uitspreken.
'EVEN! Godverdomme! Die drollenmachine denkt dat mijn hof een openbaar toilet is. Hij doet zeker driemaal daags zijn grote behoefte op een van mijn groenten, het liefst van al op mijn wortelen. En dan zwijg ik nog maar over de penetrante geur van mijnheer zijn talloze plasjes op mijn mooie gazon. Zie je al die bruine vlekken? Wel, dat zijn de handtekeningen van poepie, je raskat!' gooide de moegetergde buurman er ziedend uit.
'Geef mijn schattebout terug, bruut!' riep Ava.
De buurman kwam met de kat naar de omheining. Ava deinsde achteruit toen de zwarte karbonkels naderden.
'Luister eens hier, mevrouw de beerruimer, als ik poepie nog éénmaal zijn kakske zie doen in mijn hof dan sta ik niet in voor mijn daden. Ik geef hem zoveel vergif dat je hem niet meer zult herkennen als je hem dood terugvindt in je hof.'
'Wat! Ga je mijn schattebout vergiftigen!' Ava keek nu woest naar haar buurman en stak een bevende wijsvinger naar hem uit. 'Als jij één haar durft krenken van mijn Poesie...' Haar stem beefde van woede, 'dan... dan besproei ik je hele moestuin met Roundup.'
De man gooide de kat, die hij nog steeds in zijn handen hield, woest over de omheining.
'NEE!' riep Ava ontsteld. Poesie viel op zijn vier pootjes en miauwde lichtjes. Liefgdevol pakte ze haar kat in de armen en aaide troostend over haar kopje. 'Mijn Poesie, heb je je geen pijn gedaan? Oh mijn schattebout.'
'Misschien moet ik van tactiek veranderen,' merkte de buurman giftig op, 'en het baasje van die kakmachine aanpakken. Die kat kan er niets aan doen, maar haar bazin daarentegen...' Een boosaardige glinstering blonk in de diepzwarte ogen.
'Misschien moet je naar een onbewoond eiland gaan. Een eiland waar geen mensen en ook geen beesten zijn. Een eiland waar jij alleen woont en waar je zoveel wortels kunt planten dat ze je tenslotte de strot uitkomen... dan pas zal je echt gelukkig zijn,' zei Ava woedend en draaide ze zich hierbij abrupt om. Ze liep met haar Perzische lieveling onder de arm naar de keuken.
De buurman riep haar nog wat na, maar Ava luisterde allang niet meer. Eenmaal binnen vulde ze een kommetje met kattenvoer en een met verse melk. 'Hier lieveling, eet nog maar wat. Eet zoveel je wilt zodat je heel zijn wortelveld kunt bemesten. Stuk onbenul, wat denkt hij wel dat hij is. Mijn lieverd moet toch ergens zijn behoefte doen. Kan ik er aan doen dat Poesie dat graag op wortels doet. Moet hij dan maar wat anders planten hé snoes, stoute mijnheer. Oh, is je kommetje al leeg? Hier,' en ze vulde het tot aan de rand, 'dat zal je goed doen. Zo kan je weer op krachten komen.' Ava aaide de kat over de hoog opgestoken rug, ging dan rechtop staan en keek weldadig neer op haar Poesie. Wat is hij toch mooi, dacht ze met haar armen gekruist. Toen verlegde ze haar blik naar de aankopen die ze deze morgen had gedaan en die nog op het aanrecht stonden. Fronsend keek ze naar de verpakking Roundup.'En wat zal het voor jou zijn, Nicolas, een waldkornbroodje en een ambachtelijk brood?' vroeg de bakkersvrouw aan de knaap die voor haar vitrine stond. De jongen keek likkebaardend naar de roomsoezen, chocomousses, chocoladebollen, donuts...
'Nicolas?'
Geschrokken keek hij op naar de vrouw. 'Wat vroeg je?' hakkelde hij blozend.
'Een waldkornbrood of ons ambachtelijk brood met tarwe, rogge, gerst, gemalen nootjes, haver, lijnzaad, zonnebloempitten,...'
'Een ambachtelijk brood, want mijn tante heeft nog waldkorn, zegt ze.'
'Ah ja, ze is gisteren langsgekomen, dat was lang geleden dat ze zelf brood kwam halen. Komt er iemand op bezoek, want je tante eet toch geen ambachtelijk brood?' vroeg de vrouw nieuwsgierig.
'Ze is er eens erg ziek van geweest. Maar haar zus met haar man komen deze namiddag op bezoek en die blijven dan altijd eten.'
De bakkersvrouw sneed het broodje en stopte het in een papieren zak waarop de totaal idiote slagzin 'Bent u in hongersnood? Eet dan ons ambachtelijk brood!' stond.
'Alstublieft Nicolas, schrijf ik het op haar rekening of betaal je nu?' Ze overhandigde hem de zak.
'Schrijf het maar op haar rekening, ze heeft me geen geld meegegeven.' Nog even wierp hij een blik op de vitrine vol lekkers en stapte toen ietwat misnoegd naar buiten. Zijn 'tante' trakteerde hem zelden op een koek, ze gaf hem zelfs nooit een fooi, het was een gierig kreng en hij haatte haar. Maar hij moest van zijn moeder de boodschappen blijven doen, omdat het haar beste vriendin was. Hij wou het brood onder zijn snelbinder steken, maar herinnerde zich de tyrade die hij gekregen had omdat het helemaal platgedrukt was. Tegen zijn zin nam hij de zak ten slotte in zijn linkerhand en sprong op de fiets.
Op zo'n honderd meter van Ava's huis lag een groot grasveld waarop kinderen uit de buurt ravotten: voetballen, tikkertje spelen, badmintonnen,... al van ver zag hij ze voetballen. Hij draaide het veld op, gooide zijn fiets tegen een boom en dumpte de zak met brood tegen het achterwiel. 'Hé, zijn jullie al lang begonnen? Ik wil meedoen!' riep Nicolas. Dat brood kan wachten, dacht hij, moet ze maar niet zo gierig zijn.
'Nicolas! Ja, kom in onze ploeg, we zijn aan het verliezen,' antwoordde een schriele jongen.
'Maar jullie zijn al met acht en de andere zijn maar met zes,' wierp Nicolas op.
'Maar we staan achter. Kom nu!'
Nicolas trok zijn pull uit en rende het veld op, hij zou wel zien met wie hij speelde.'Hopelijk blijft dat kreng de volgende keer dat ze een crisis heeft er in. Of misschien helpen we haar een handje.'
'Julien! Je hebt het hier wel over mijn zus.'
Julien en Ina waren op weg naar Ava, Ina's zus. Ava stond er op dat haar zus ieder jaar een keer langs kwam. Dit zeer tegen de zin van Ina en niet in het minst van haar man Julien. Maar ze hoopten op iets, dus gingen ze.
'Wat krijgen we nu, ga je je bezorgd maken over je zus? Je mooie zusje die je, nadat je haar zoveel geholpen hebt, koudweg in de steek laat?' zei Julien smalend.
'In de steek laten? Jij laat me in de steek, we hebben verdomme een put schulden die we nooit zelf kunnen vullen! Jij met je verzamelwoede, het houdt gewoon niet op.'
'Oh, nu zullen we het krijgen, ik ben de schuldige, ik heb die put gemaakt. Laat me je eens goed bekijken: je tetten zijn opgespoten, er is vet van je kont geschraapt, je vel op je kop is zo ver opgetrokken dat je wenkbrauwen in je haar verdwenen zijn, je lippen lijken wel twee ballonnen die willen opstijgen...'
'Het is al goed,' riep Ina kwaad naar haar man, 'je hebt je standpunt duidelijk gemaakt. Met verwijten komen we er niet uit.'
'Wie is er begonnen?' merkte Julien fijntjes op.
'Jij bent wel als eerste stompzinnige dingen beginnen verzamelen,' repliceerde ze venijnig.
De rest van de reis werd in stilte afgelegd.'Godver...' Ava's buurman trok zijn hand terug uit de struik met boontjes. 'Stront!'
Hij keek op en zag nog net de pluizige staart van poepie door de tuinafscheiding verdwijnen.
'Nu is het genoeg geweest!' Woest veerde hij recht, veegde zijn hand af met de grote vod die aan zijn overall hing en liep naar het hokje waar al zijn tuinspullen stonden. Aan de deur stond een emmer water waarin hij vluchtig zijn handen waste. In het hokje nam hij iets van een rek en liep naar de achterkant van de tuin, daar lag een oude boomstronk tegen de omheining. Hij zette een voet op de stronk en met een ferme zet stond hij in de tuin van de buurvrouw.Een grote knul gaf de bal een lel zodat die ver naast het doel tegen de broodzak van Nicolas knalde. De zak scheurde open en enkele sneden brood puilden uit het gat.
Geschrokken keek Nicolas naar de gescheurde broodzak. 'Ben je gek geworden!' riep hij naar de knaap die had geschoten. Hij liep naar hem toe, pakte hem hardhandig bij zijn shirt en sloeg hem in het gezicht. 'Als je niet goed kunt trappen, laat je dat maar aan anderen over. Moet je mijn broodzak zien!' tierde hij.
Gelukkig kwamen een paar medespelertjes tussenbeide om erger te voorkomen. Als Nicolas kwaad werd, dan was het hek van de dam, zo kenden ze hem wel. In de omgang was hij een gewone, prettige jongen, maar als je de verkeerde snaar raakte, ging hij helemaal door het lint.
'Nicolas! Stop met vechten en doe niet zo kleinzerig! Jesse heeft het niet met opzet gedaan. Laat hem los.' Een grotere jongen haalde hem over om los te laten.
Nicolas keek nog eens woest naar de bange knaap die over zijn pijnlijke wang wreef en liet uiteindelijk los. Driftig liep hij naar zijn fiets, pakte de zak en schikte het brood zodanig dat het weer toonbaar was. Ze zal me aan mijn kop zeuren, vloekte hij. De zak duwde hij onder zijn linkerarm want hij was te erg gescheurd om hem met zijn hand vast te houden. Onhandig sprong hij op de fiets, gehinderd door het brood en racete weg.
'Nicolas, ga je nu al weg? We staan voor!' riep een knaap. Maar Nicolas was al verdwenen.
Wat zal ze zeggen als ze de broodzak ziet, dacht hij bedrukt. Er zal een scène volgen en ik zal weer de dommerik zijn. Ik haat dat mens. Nijdig trapte hij op de pedalen maar hield plots in, hij had een idee. Misschien kon hij het brood in een andere zak stoppen. Ze legt de oude broodzakken immers in een kartonnen doos met oud papier. Dat monterde hem op. Hij trapte nu duchtig door, want hij was al laat. Zijn moeder zou ongerust zijn, zo was ze.
Hij reed voorzichtig de oprit naar het huis op en onmiddellijk naar de achterdeur. Hij dumpte zijn rijwiel tegen een oude appelboom en duwde zachtjes de achterdeur open. Geen Ava te zien. Hij scharrelde in de doos met oud papier en vond een gebruikte broodzak. Snel stopte hij het brood in de zak en frummelde de gescheurde zak onderaan in de doos. Toen hij zich oprichtte, liep zijn tante de keuken binnen.
'Nicolas, heb je het brood mee?'
'Natuurlijk, tante, daarvoor ben ik hier. De bakker heeft het opgeschreven. Er liggen lekkere koeken in de toog van de bakkerij: chocoladebollen, donuts...'
'Jaja,' onderbrak ze hem ruw, ' die zijn niet goed voor je tanden. Jij denkt aan niets anders, koeken kosten geld dat ik liever aan nuttiger dingen besteed.' Ze keek op haar met diamanten bezette polshorloge. 'Zeg, moet jij niet naar huis? Het is al laat, normaal ben je al thuis op dit uur. Straks belt je moeder me op.' Ze griste het brood uit zijn handen en stopte het in de broodtrommel naast het andere brood. 'Vlug naar huis!' riep ze toen nors naar hem.
'Ik ben al weg,' mompelde Nicolas die naar zijn fiets spurtte. Soms had hij visioenen waarin hij haar de nek omdraaide, de vrek. Eigenlijk was ze zijn tante niet, maar hij kwam er al zolang hij leefde. Hij deed boodschappen voor haar, correctie, hij moest van zijn moeder boodschappen doen voor haar. Hij kreeg zelden een beloning en opperde dat ook meermaals tegen zijn moeder. Maar er was geen lievemoederen aan, hij moest het blijven doen. Af en toe hielp hij ook de tuinman en die gaf hem soms wat geld. De man schaamde zich voor Ava's gedrag. 'Iemand die werkt moet beloond worden,' zei hij altijd. Nicolas vond haar een nare vrouw. De spullen in haar huis waren tot op de draad versleten en haar kledij stamde uit de vorige eeuw. Alleen haar kat kreeg het allerbeste, die dikke luizige haarbol leefde in een paradijs. Nicolas verwenste de kater, waarom werd hij niet in de watten gelegd? Hij deed toch de boodschappen? Hij mokte, maar dacht toen aan de tijd. Zijn moeder zou ongerust zijn, hij ging recht op de trappers staan en de fiets schoot vooruit.Ina en Julien stonden in de woonkamer van Ava.
'Kan je een glas water halen, Ina?' vroeg Ava.
Ina spoedde zich naar de keuken.
Ava richtte zich tot Julien. 'Hoe gaat het met jullie?'
Julien aarzelde even voor hij antwoordde. 'Niet zo goed eigenlijk, we hebben een paar tegenslagen gehad en nu zitten we in geldnood.'
'Welke tegenslagen mogen dat wel zijn?' vroeg Ava achterdochtig.
'Je weet wel, de huur is opgeslagen, we hebben huisbrandstof moeten aankopen, de verzekering van de auto en...'
Ava onderbrak hem: 'Zijn dat tegenslagen? Dat zijn toch jaarlijks weerkerende kosten?'
Julien keek naar de grond en hoopte dat zijn vrouw binnenkwam met het glas water, dit werd gênant.
'Jullie zitten dus weer eens in geldnood.'
Ina kwam de woonkamer binnen en bleef abrupt staan met het glas in haar hand.
Ava keek haar aan. 'Ga je daar met dat glas blijven staan of geef je het me nog?'
Geschrokken haastte ze zich om het glas aan Ava te geven.
Julien en Ina keken elkaar even aan en richtten toen de blik onwennig op Ava die met de dikharige kat op haar schoot in een loungestoel zat.
'Zou... zou je ons wat kunnen voorschieten, Ava,' vroeg Ina, 'we hebben het momenteel nogal moeilijk. Geldelijk bedoel ik.'
Ava keek hen om beurt verwijtend aan. 'Ik denk dat ik jullie al verschillende keren duidelijk heb gemaakt dat ik het niet meer doe. Het heeft totaal geen zin dat ik jullie geldelijk help, de dag erna gaan jullie allebei gewoon door met het over de balk gooien ervan. Julien denkt dat hij verstand heeft van antiek en koopt de grootste rotzooi op diverse rommelmarkten, hij raakt het aan de straatstenen niet meer kwijt. Jij bent voortdurend bezig met je lichaam aan het verbouwen, de plastische chirurgen vechten om je als klant te hebben. Ik heb jullie al eens geholpen en zie waar je nu staat. Nee! Nee! Nee! Het spijt me.' Ze zwaaide hierbij ostentatief met beide handen. De kater keek onverschillig naar Julien.
Ina brak in tranen uit en liep radeloos naar buiten, de tuin in.
Julien keek Ava nijdig aan. 'Dat is wel vriendelijk van je, is dat je dank voor wat Ina voor je gedaan heeft. Ze heeft tot tweemaal toe je leven gered. Is dat nu je erkentelijkheid? Je moest van schaamte in de grond zakken!' Boos liep hij zijn vrouw achterna.
Ava keek hem na en even werden haar ogen vochtig. Ze schudde echter resoluut het hoofd. Nee, zij was de schuldige niet, ze hadden het zichzelf aangedaan. Zij waren de ondankbaren. Ze had hen meermaals gewaarschuwd dat ze hun verkwistende levensstijl moesten veranderen, dat het zo niet verder kon.