2 Dood

De politieauto stond met knipperende blauwe lichten op de oprit van Ava's huis. Buiten, aan de achterdeur, stonden Ina en Julien bedrukt naar de brancard met de grote plastic zak te kijken.

'Jullie waren dus in de tuin en Ava in huis. Wat deden jullie alleen in de tuin?' vroeg inspecteur Soetaert, terwijl hij met zijn balpen op het bovenste blad van zijn agenda tikte.
'We waren naar...' stamelde Ina, maar haar man onderbrak haar.
'We waren naar buiten gegaan om frisse lucht te scheppen. Het was bedompt binnen en dan krijg ik last van mijn ademhaling, ik ben astmapatiënt moet je weten.'
De agent keek Julien achterdochtig aan en richtte zich tenslotte tot Ina. 'Is het zo gegaan mevrouw?'
'Natuurlijk is het zo gegaan, ik...'
'Kan je vrouw niet antwoorden?'
Julien keek verrast naar de inspecteur. 'Maar ik wil enkel helpen.'
'Dat apprecieer ik, maar ik wil ook mevrouw haar versie horen.' En tot Ina: 'En mevrouw, is het gegaan zoals je man zegt?'
'Eh, ja. Hij heeft last van astma-aanvallen en dan moet hij naar buiten.' Ze knikte overtuigend.
'Oké, en toen?'
'Na enige tijd zijn we terug naar binnen gegaan en troffen we mijn zuster dood aan. Ze lag in het deurgat van de keuken.'
'Wat is "na enige tijd"?'
'Hoe bedoelt u?'
'Hoelang zijn jullie in de tuin gebleven?'
'Ja, hoelang?' Julien keek naar zijn vrouw. Die trok de schouders op, zij wist het ook niet. 'Ik denk dat we toch zo'n halfuurtje buiten zijn gebleven. We hebben plaatsgenomen op de tuinbank en hebben wat gebabbeld,' antwoordde Ina's man.
'En was er iets gebeurd tussen Ava en jullie?'
'Wat bedoelt u?' vroeg Julien op zijn hoede.
'Was de sfeer goed? Hadden jullie een goede relatie met Ava?'
'Jaja,' antwoorde Julien iets te vlug. 'We kwamen heel goed overeen, anders zouden we niet bij haar op bezoek gaan.'
'Eenmaal in het jaar, is dat niet wat weinig als je zo "goed overeen komt"?'
'Wat insinueer je, inspecteur?'
'Ik insinueer niets, mijnheer, ik trek een conclusie.' Soetaert bleef Julien aankijken, maar er kwam geen antwoord.
Op dat moment zag hij een oud vrouwtje naar hem kijken. Het mensje staarde vanuit een bovenraam van het belendende huis. Ze zwaaide zowaar naar hem. Zou ze...
'Jullie blijven hier, ik moet even iets controleren.' Hij stak zijn agenda in zijn zak en beende weg.
Ina en Julien keken hem verrast na en slenterden toen naar de bank in de tuin.
Een grote, tenger gebouwde man deed de deur open.
'Dag mijnheer.'
Soetaert haalde zijn legitimatiebewijs tevoorschijn en hield het hem voor.
'Oh, politie, is er iets gebeurd?'
'Mag ik binnenkomen?' vroeg Soetaert.
'Maar natuurlijk, komt u binnen.'
In de hall vroeg Soetaert wie er boven woonde.
'Dat is mijn schoonmoeder, ze woont bij ons in omdat ze niet meer op zichzelf kan zijn.'
'Mag ik haar even spreken?'
'Waarover gaat het precies,' vroeg de man wantrouwig.
'Er is hiernaast iemand gestorven en...'
'Is Ava dood?'
'Ja, ze is dood in haar huis aangetroffen.'
'Dat is erg, en wat is de oorzaak?'
'Dat kan ik niet zeggen, het onderzoek is nog volop aan de gang. U begrijpt dus.'
De man knikte. 'Volgt u me maar, dan breng ik u bij mijn schoonmoeder.'
Het oude vrouwtje zat in een rolstoel aan het raam en keerde zich naar hen toen ze de kamer binnenkwamen.
'Dag inspecteur,' zei ze kwiek.
Soetaert keek haar enigszins verrast aan. 'Hoe weet je dat ik inspecteur ben?'
'Ik heb je de hele tijd gadegeslagen, vanaf het moment dat je het terrein kwam opgereden. Je hebt duidelijk de leiding van het onderzoek en toont af en toe je kaart. Het kan dus niet anders of je bent inspecteur.'
Soetaert kon een glimlach niet onderdrukken, wat een pienter mensje. 'Je bent een snuggere en alerte dame. Dat komt goed uit, want ik heb een paar vragen voor je.' Hij nam een stoel, de enige die in de ruimte stond, en schoof hem bij het raam. 'Zo, mevrouw... hoe is je naam?'
'Ik laat jullie dan maar alleen,' zei de schoonzoon ietwat onwennig. Hij knikte naar de inspecteur en verliet de kamer.
'Zoë Verpoest.'
'Wel Zoë, zit je de hele tijd voor het raam?'
'Wat zou ik anders moeten doen, mijn dochter en schoonzoon nemen me zelden mee uit. Naar buiten kijken is mijn enige plezier. Oh, dat en boeken lezen, ik ben net begonnen in de laatste van Nicci French. Verrukkelijk.'
Soetaert knikte gemoedelijk. 'U houdt dus van thrillers.'
Zoë glimlachte naar hem. 'Hoe ingewikkelder, hoe beter. Ik moet kunnen nadenken en zoeken wie de misdadiger is. Mijn brein moet bezig zijn, zoals Hercule Poirot het altijd zei: "The little grey cells".'
'Je kent je klassiekers, Zoë,' lachte inspecteur Soetaert. 'Als je toch altijd naar buiten kijkt, wat heb je vandaag zoal gezien bij je buurvrouw?'
'Het is begonnen met een hevige ruzie tussen Ava en haar buurman. Ik kan natuurlijk niet horen wat ze naar elkaar riepen, hoewel het héél luid ging, maar ik denk dat het over Poesie ging.'
'Poesie?' vroeg Soetaert.
'Ava's kat. Dat beest noemt ze Poesie, de namen die sommige mensen aan hun beesten geven, je gelooft je eigen oren niet. Ik denk dat Poesie weer eens zijn behoefte had gedaan in de tuin van de buurman, en die buurman hield Poesie bij zijn nekvel toen Ava uit de keuken naar buiten kwam gestormd. Er volgde een hele discussie die van kwaad naar erger ging. Op een gegeven moment gooide de buurman Poesie over de omheining. Je had Ava moeten zien, helemaal over haar toeren. Haar hartendief zo molesteren, ze schreeuwde naar haar buurman en liep toen weg. De buurman riep nog wat na, maar Ava reageerde niet meer.'
'Zozo, de buurman.'
'Maar dat is nog niet alles.'
'Oh, is er nog iets gebeurd?'
'Jazeker, later op de dag heb ik de buurman over de omheining zien klimmen.' Ze keek Soetaert hierbij geheimzinnig aan. 'Hij had iets in zijn hand. Iets wits, ik kon niet goed zien wat het was. Hij was een twintigtal minuten weg en toen zag ik hem weer over de omheining klauteren.'
'Dat is vreemd. Heb je hem het huis zien binnengaan?'
'Dat weet ik niet, de achterdeur zit verscholen achter een grote struik rododendrons. Hij ging wel die richting uit... denk ik. Hij kan ook langs de garage naar binnen gegaan zijn, maar dat kan je van hieruit onmogelijk zien. De garage bedoel ik.'
'Interessant. En wanneer is dit gebeurd?'
'Dat was toen Ava's zuster met haar echtgenoot in de tuin waren.'
'Hebben die de buurman dan niet gezien?'
'Nee, zij stonden helemaal aan het andere eind van de tuin, tegen de omheining van de achterbuur.'
'Ach zo. Kan je me zeggen hoelang haar zus en echtgenote in de tuin waren?'
'Ongeveer een halfuur. Ze hebben heftig gediscussieerd met elkaar. Ina was schreiend de tuin ingelopen en even later kwam haar man haar achterna.'
'Schreide Ina?'
Zoë knikte met een opgewonden blik in de ogen. 'Zou ze binnen ruzie gemaakt hebben met haar zus?'
'Daar hebben ze niets over gezegd, ik zal ze nog eens aan de tand moeten voelen. Goed, Zoë, bedankt voor de inlichtingen, je bent een uitstekende getuige.' Soetaert maakte aanstalten om op te staan.
'Wacht, dat is nog niet alles.'
'Is er dan nog iets?'
'Die kleine die langs is geweest.'
'Kleine?'
'Een jongen van een jaar of twaalf. Hij doet boodschappen voor Ava en soms helpt hij mee in de tuin. Maar je kan aan zijn gezicht zien dat hij het niet graag doet.'
'Ken je de jongen?'
Zoë schudde het hoofd. 'Ik weet dat hij Nicolas heet en waarschijnlijk is het familie want hij noemt haar "tante Ava".'
'En wanneer is die jongen langs geweest?'
'De eerste keer was het net voor Ava's zuster aankwam.'
'Is hij dan meerdere keren bij Ava geweest?'
'Hij is nog een keer teruggekomen. Hij is toen een vijftal minuten binnen gebleven.'
'En de eerste keer, hoelang is hij dan gebleven?'
'Niet lang. Hij had een brood mee. Ik vermoed dat hij toen één minuut gebleven is.'
'Dat is ook niet lang.'
'Ik zeg het u, hij was niet erg gesteld op zijn tante. Hij deed wel de boodschappen, maar hij bleef nooit lang hangen. Ik heb de indruk dat de jongen verplicht wordt om de boodschappen te doen.'
'Je bent een schat van een ooggetuige, ik wou dat ik meer zulke getuigen had. Ik weet nu waar ik verder moet graven om de waarheid aan het licht te brengen.'
'Hoe is ze vermoord?'
'Ik heb niet gezegd dat ze vermoord is. Trouwens, ik heb tegen je schoonzoon - en niet tegen u - gezegd dat ze dood was. Waarom denkt u aan een moord?'
'Inspecteur, je hebt net gezegd dat ik een "schat van een ooggetuige" ben. Ik heb uit al de bewegingen in de hof hiernaast en de vragen die je me stelde opgemaakt dat het hier hoogstwaarschijnlijk om een moord gaat.'
Soetaert grimlachte en stond op. 'Je bent héél pienter, mevrouwtje.'
'Uit het raam kijken is zowat het enige waar ik héél goed in ben,' antwoordde ze schalks.